‘And then there was light’. Licht is -net als audio- een niet te onderschatten element bij videocreatie. Een mooi gebruik van dag- en kunstlicht, kan een videoproduct naar hogere hoogtes tillen.

Inleiding

Bij films en series is de belichting één van de belangrijkste bouwstenen in de realisatiesfase. De director of photography is niet alleen heer en meester van de camera, maar ook van de lichtopstelling. Bij grote producties, is het plaatsen van licht aparte job: voor gaffers.

Bij ENG en EFP-producties, is er vaak geen tijd om doordachte lichtopstellingen te maken. De mogelijkheden van lichten worden daardoor vaak minder benut.

Toch loont het vaak om extra licht (bovenop een al uitgebreide cameraset) mee te nemen tijdens een EFP-productie. Zeker voor interviews, kan een mooie belichting een grote meerwaarde geven in je reportage.

7.1 Licht als element van de beeldtaal

Door de wijze van belichting benadrukt de maker voor de kijker de essentie van het beeld. Een sfeervol uitgelicht persoon in een interview, waarbij de omgeving grotendeels in zwart wegvalt, focus meer de aandacht op het verhaal, dan een interview met iemand in een drukke en chaotische omgeving.

Diepte-interview

In een ‘diepte-interview’ kiest men vaak voor dramatisch licht (hier met hard licht langs rechts, geen vullicht op het gezicht, en enkele detail-spots als strijklicht op de achtergrond).

Licht legt dus accenten, waarvan de maker wil dat ze bij de kijker opvallen.

De meeste interieurs van huizen zijn niet gemaakt voor gestileerde opnamen. Kabels langs de muren, chaotische of rommelige inrichting, vreemde kleuren, ... hebben een verstorende werking op de sfeer en de inhoud, die een onderwerp nodig heeft. Door een speciale belichting wordt juist op die elementen accent gelegd, waardoor de meest storende elementen in een ruimte wegvallen en de locatie verandert in een sfeervolle locatie. Dit soort belichting op locatie uitproberen en opstellen kost over het algemeen net zoveel tijd als de daadwerkelijke opnamen. Maar een goede DOP (Directof Of Photography)kan in korte tijd toveren met licht.

De ervaring met licht ontbreekt bij de meeste ENG cameramensen en is ook de reden dat in de nieuws- en de actualiteitensfeer nauwelijks aandacht is voor de mogelijkheden van licht.

7.1.1 Licht en tijd / sfeer

SetfotoLicht heeft ook met tijd en sfeer te maken. Door sfeerbelichting wordt de indruk gewekt van avond of nacht, donkere of lichte weersomstandigheden, terwijl het misschien gewoon overdag in de studio of op een binnenlocatie is opgenomen. Licht of het ontbreken van licht kan een scène extra spanning geven, een lading die ook inhoudelijke betekenis toevoegt, door een specifieke toon van een scène neer te zetten in relatie tot de actie, handeling of dialoog.

 7.1.2 Licht en diepte

Licht dat in de volle breedte wordt geprojecteerd – vol en direct ingelicht – is qua beeld technisch kwalitatief wel oké, maar blijft plat en sfeerloos. Extra licht projecteren in de ruimte, op bepaalde plaatsen of objecten ertussen geeft meer een beleving van sfeer en diepte.

Extra lichtelementen versterken dus mee de illusie van diepte in een kadrage, in de tweedimensionale weergave die video is.

Met belichting in de vorm van licht, duisternis en schaduw kunnen we dus ruimte, afstand, vorm, oppervlakte en contouren afbakenen. De wijze waarop we dat doen, bepaalt onze beoordeling van personen en situaties en onderlinge verhoudingen daartussen. Het geeft een extra betekenis aan de ruimte en de personen en objecten daarin. Die betekenis moet overeenkomen met de inhoudelijke boodschap van de maker.

7.2 Belichting

7.2.1 Hard en zacht licht

Bij een harde lichtbron stuurt een eenvoudig lenzensysteem een bijna evenwijdige stralingsbundel en veroorzaakt de lichtbron een harde schaduw. Bij een zachte lichtbron wijkt het licht uiteen waardoor de schaduw zachter zal zijn

Je kan een harde lichtbron verzachten met:

  • Spun / onbrandbaar weefsel > Betere lichtverspreiding
  • Reflectiescherm / paraplu’s / piepschuim / plafond > Betere lichtverspreiding

Hard licht veroorzaakt over het algemeen flinke, scherpe schaduwen. Des te lager de lichtbron staat, des te langer de schaduwen van een object worden. Elke geconcentreerde lichtbron veroorzaakt in principe schaduwen.

Hard licht gebruiken we over het algemeen om:

  • Een object of ruimte over grote afstand te belichten
  • Een object scherpe contouren te geven
  • Bewust schaduwen te maken
  • Licht naar een bepaalde locatie of object te spotten
  • Contrasten te verhogen (bijvoorbeeld bij een diepte-interview).

SoftboxZacht licht veroorzaakt logischerwijs minder harde schaduwen aan de niet-belichte zijde. Softboxen met TL-lampen geven steeds ‘zacht’ licht, spots met hoge wattage veroorzaken hard licht.

 

Softboxen, geven zacht en diffuus (verspreid, niet gericht) licht.
(Foto: Simon CC)

7.2.2 Richting van het licht

Behalve de keuze van de lichtbron is ook de richting van het licht van belang.

Richting van het licht

We spreken van voorlicht als de lamp achter de camera hangt en het licht dus direct van voren op het object valt; een vlakke belichting met weinig schaduwen is hiervan het resultaat.

Als de armatuur min of meer van opzij op het object is gericht, maar meer van de voorkant dan van de achterkant, dan noemen we dat zijlicht. Er ontstaan daardoor schaduwen, er wordt een suggestie van diepte gewekt, oppervlaktestructuren worden zichtbaar en de kleurweergave is optimaal.

Wordt de lamp achter het object gehangen en schijnt ze in de richting van de camera, dan heet dat tegenlicht of achterlicht, waardoor een zeer contrastrijk beeld zal ontstaan. De persoon komt in beeld als een silhouet. Je krijgt harde contourscherpte.

Bovenlicht hangt ongeveer recht boven het object en wordt weinig toegepast, omdat de schaduwen er een lelijke richting door krijgen. Er wordt ook diepte gesuggereerd, en bovendien is de kleurweergave niet goed, omdat de loodrechte vlakken daardoor te weinig licht krijgen.

Onderlicht komt zo veel mogelijk van beneden. Het geeft een theatraal, absurd beeld en wordt eigenlijk alleen maar gebruikt voor speciale horroreffecten.

Een goed uitgelichte scène zal bijna altijd een combinatie van harde en zachte lichtbronnen vanuit verschillende richtingen zijn.

7.2.3 Tegenlicht

LensflareLichtbronnen waarover we geen controle hebben kunnen tegenlicht veroorzaken. Voorbeelden hiervan zijn autolampen, straatlantaarns, zonlicht, …. Natuurlijk probeert de cameraman zoveel mogelijk met het licht mee te filmen, ofwel lampen en de zon in de rug van de cameraman. Het bewegen met de lens door een lichtbron levert flare op.

Flare zijn de kristalpatronen die ontstaan, wanneer felle
lichtbundels worden gebroken in het glas van de
lens.

Soms zoeken cameramensen bewust het flare-effect op, door de camera te pannen met de zon in beeld.

Tegenlicht zorgt voor scherpe contouren van de objecten, maar kan ook het beeld van een object in een silhouet veranderen.

Vooral bij sterk getinte of donkere personen en vlakken zorgt dat voor het dichtlopen van de donkere gezichtstinten. Om weer tekening in het beeld te krijgen, moet de persoon van voren extra worden ingelicht, zodat het tegenlicht wordt gecompenseerd. Bij het draaien in close-up en klein medium lukt dat meestal wel, maar bij sterk, laagstaand zonlicht kan het verschil in sterkte zo groot zijn, dat met inlichten ook niet het gewenste resultaat wordt bereikt. In dat geval moet men voor een andere compositie, hoek of locatie kiezen.

Foto: Flickr (Ankakay – CC)

7.3 Driepuntsbelichting

Bij het uitlichten van één persoon worden over het algemeen minimaal drie lichtbronnen gebruikt, twee harde (spotlights) en een zachte (floodlight of softbox ).

KEY-LIGHT (Hoofdlicht)
Een spot met hard licht wordt onder een hoek van +/- 45° op de persoon gericht. Dit veroor
zaakt een harde schaduw.

FILL-LIGHT (Invullicht)
Omdat dit effect over het algemeen als ongewenst wordt beschouw
d, wordt er van de andere kant een zogenoemd invullicht, of zacht licht, op de persoon gericht om de schaduw zachter te maken.

De spot en de softbox (of spot met spun) worden vervolgens qua niveau op elkaar afgestemd. Op deze manier kunnen ongewenste schaduwen opgelicht worden.

BACK-LIGHT (Tegenlicht)
Als blijkt dat het
beeld nu nog niet de gewenste diepte heeft, kan die worden verkregen door de derde spot van de achterzijde op het hoofd van de geportretteerde te richten. Hij komt nu los van de achtergrond, waardoor de gewenste diepte uiteindelijk bereikt is. 

De verhouding in lichtsterkte tussen hoofdlicht (KEY), invullicht (FILL) en achterlicht (BACK) zal vaak ongeveer 3 : 2 : 1,5 zijn. Een goede verhouding tussen het lichtniveau van het gelaat en dat van de achtergrond is 1 : 1,5.

Geen persoon is identiek aan een ander en daarom zullen het uiterlijk, de kleur van de kleding en het kapsel altijd van invloed zijn op de plaats van de lampen en de intensiteit van het licht.

Bij de planning dient ook goed rekening gehouden te worden met het eventuele gebruik van hengels, of boommicrofoons. Een schaduw van een hengel die door een spot is veroorzaakt is duidelijk zichtbaar. Om een hinderlijke hengelschaduw minder zichtbaar te maken, is het verstandig de hengel vanuit de richting van een zachte lichtbron te laten komen.

Het effect van het backlight voor de illusie van diepte in beeld, zie je in bovenstaand voorbeeld (links met backlight, rechts zonder backlight)

7.4 Kleurtemperatuur

Kleurtemperatuur is de absolute temperatuur in graden Kelvin die een volkomen zwart lichaam moet hebben om een bepaald kleurenspectrum moet hebben.

Een gemakkelijke omschrijving is dat elke lichtbron een bepaalde kleurtemperatuur ‘uitstraalt’, waarmee tijdens het maken van video-opnames rekening mee gehouden moet worden. Licht met een lage kleurtemperatuur wordt als “warmer” ervaren dan licht met een hoge kleurtemperatuur; daglicht is -ongeveer- 5600 graden Kelvin, kunstlicht is -ongeveer- 3200 graden Kelvin. Het instellen van de juiste kleurtemperatuur op de camera, noemt men het instellen van de witbalans.

Het oog kan beter om met verschillende lichtbronnen en hun kleurtemperaturen, dan videocamera’s. Daarom kan het helpen om op de camera een manuele witbalans te registreren.

7.5 Filters

Door filtering kan met kunstlichtlampen daglicht worden gemaakt en omgekeerd. Door voor een ‘gele’ lamp een blauwe filter te plaatsen, verander je de kleurtemperatuur die op het belichte object valt.

Om van kunst licht daglicht te maken gebruik je een blauwfilter (CTB) voor de lamp. Blauwfilters zijn in verschillende gradaties beschikbaar, heel, half, een kwart, …

Filters nemen over het algemeen ook lichtsterkte weg. Een vol blauwfilter gemiddeld zo’n 25-30%.

HMI - lampOok bestaan er daglicht-lampen. Deze geven dus -anders dan gewone kunstlichtlampen- licht met dezelfde kleurtemperatuur als daglicht, en dus blauwer licht dan normaal kunstlicht. Er zijn ook hoogwaardige daglichtlampen, zoals HMI’s met een lichtsterkte van 1 kilowatt tot vele tientallen kilowatts. Handig, voor wanneer de zon er even niet is, maar je ze toch wil emuleren.